De rijksdaalder is ontstaan in het Nederland ten tijde van het Heilige Roomse Rijk, als muntstuk van vijftig stuivers. De rijksdaalder (2,50 gulden) werd tot en met 1966 uit zilver vervaardigd, maar bevatte net als de gulden steeds minder zilver.
Lodewijk Napoleon
Onder Lodewijk Napoleon verschenen twee varianten van een munt van twee gulden vijftig met als gewicht 26,348 gram en gehalte 91,2%, nl. 50 stuivers met aanduiding “50 Ss-” en 2 1/2 gulden met aanduiding “2 1/2 Gn.”. Daarnaast zijn er drie soorten rijksdaalders geslagen van ruim 28 gram en gehalte 86,8%, nl. een zilveren dukaat met staande ridder volgens het oude model, een nieuwe variant met portret en Nederlandstalig omschrift en een een rijksdaalder met het koninkrijkswapen en afkorting “R Dr=”.
Willem I
Onder Willem I werden pas vanaf 1840 rijksdaalders geslagen. Deze kwam ter vervanging van de zilveren drie guldenmunt, een grote munt van 40 mm in doorsnede en 32,3 gram zwaar. De rijksdaalder was met een diameter van 38 mm iets beter te hanteren en met 25 gram wat minder zwaar. Het zilvergehalte van de rijksdaalder was met 94,5% relatief hoog.
Willem II, III en Wilhelmina
Onder Willem II en Willem III bleven de rijksdaalders dit gewicht en gehalte hebben, maar onder koningin Wilhelmina werd het zilvergehalte van de rijksdaalder vanaf jaartal 1929 verlaagd naar 72,0 procent waardoor de zilverinhoud van deze rijksdaalder uitkomt op 18 gram fijnzilver.
Juliana
Onder Juliana werd de rijksdaalder net als de gulden een maatje kleiner gemaakt: 33 mm doorsnede en 15 gram zwaar. Deze rijksdaalders bestaan dus uit 10,8 gram fijnzilver. Vanaf 1969 zijn de rijksdaalders niet langer van zilver gemaakt, maar van nikkel en nog eens verder verkleind. Met een doorsnede van 29 mm en gewicht van 10 gram zijn ze dan vrijwel net zo groot en net zo zwaar als de eerste guldens van Wilhelmina.
Waarde
Uit bovenstaande gehaltes en gewicht, blijkt dat een zilveren rijksdaalder met jaartal tot en met 1898 maximaal 23,6 gram fijnzilver bevat. Bij de huidige zilverprijs van € 0,95 per gram is de zilverwaarde van zo’n rijksdaalder maximaal € 22,52, maar de verzamelwaarde is hoger. De rijksdaalders vanaf 1929 bevatten 18 gram fijnzilver en hebben daarmee een zilverwaarde van € 17,18. De rijksdaalders vanaf 1959 zijn lichter en hebben een zilverwaarde van € 10,31.
De verzamelwaarde van de rijksdaalders tot en met 1898 is een stuk hoger dan de zilverwaarde, afhankelijk van de kwaliteit en de schaarste van de specifieke munt. Rijksdaalders vanaf 1929 in circulatiekwaliteit zijn niet bijzonder schaars. Willem II t/m Wilhelmina 1898 is bij munthandelaren te koop vanaf 25 รก 30 euro tot vele honderden euro’s. Willem II 1841 en Willem III 1863 zijn schaarser en dus vrij kostbaar. De rijksdaalder 1840 van Willem I heeft een catalogusprijs van 250 tot 1750 euro.
Van de rijksdaalders van Lodewijk Napoleon is de oplage niet voor alle varianten bekend. De cataloguswaarde varieert afhankelijk van de variant van 250 tot 25.000 euro.
[bronnen*: Krause, NVMH almanak, Schulman, Wikipedia]