De zilveren munt van 3 gulden bestond al in de provinciale tijd en had een waarde van zestig stuivers. Tijdens de Bataafse Republiek (1796-1806) werd de munt ook nog geslagen, maar in het Koninkrijk Holland niet meer.
Waar Lodewijk Napoleon de voorkeur gaf aan de rijksdaalder van 2½ gulden, werd onder Willem I de zilveren drie guldenmunt heringevoerd. Het gewicht was 32.298 gram. Dat is net zo zwaar als drie losse guldens, met hetzelfde zilvergehalte van 89,3%.
In 1840 werd het gewicht van de munt van één gulden verlaagd naar 10,0 gram uit 94,5% zilver. Vanaf dat jaar werd nog onder Willem I de drie guldenmunt vervangen door de rijksdaalder (2½ gulden) van 25,0 gram.
Waarde
Uit bovenstaande gehaltes en gewicht, blijkt dat een zilveren drie guldenmunt 28,8 gram fijnzilver bevat. Bij de huidige zilverprijs van € 0,92 per gram is de zilverwaarde van zo’n drie guldenmunt € 26,55.
Echter, vanwege de schaarste is de verzamelwaarde van de drie guldenmunt een stuk hoger dan de zilverwaarde. Afhankelijk van de kwaliteit zijn deze munten meer of minder schaars en kan de prijs bij een munthandelaar variëren van enkele honderden euro’s tot duizenden euro’s.
Het meest schaars is een in Brussel geslagen exemplaar uit 1823. Deze kan daardoor tienduizenden euro’s waard zijn. Maar let op: er zijn veel vervalsingen van de munten van drie gulden in omloop. Voorzichtigheid is dus geboden!
[bronnen*: Krause, NVMH almanak, Schulman, Wikipedia]
Nb. Het gewicht is incorrect vermeld in Krause (6th edition).